Samenvatting

Het risicoprofiel geeft inzicht in de verschillende risico’s voor het ontstaan van en transmissie van antibioticaresistente bacteriën in de regio Zuidwest-Nederland. Het bevat diverse aandachtspunten die genoemd zijn door zorgprofessionals en experts uit de regio en geeft daarmee een handvat om prioriteiten te stellen voor beleid en maatregelen om verspreiding van resistentie in te perken. In deze samenvatting leest u de belangrijkste risico’s in het algemeen en per sector.

Regio Zuidwest-Nederland

Met ruim 2,1 miljoen inwoners is Zuidwest-Nederland een omvangrijke regio. Zuidwest-Nederland bestaat uit de subregio’s Rotterdam-Rijnmond, Zuid-Holland Zuid en Zeeland, regio’s met een uiteenlopend profiel. Dit, en de vele zorginstellingen in de regio, maakt het opzetten van een functionerend zorgnetwerk zeer interessant en uitdagend.

Risicokenmerken van de bevolking en arbeidsmarkt in de drie subregio’s Zuidwest-Nederland

De gemeente Rotterdam is dichtbevolkt en kenmerkt zich door circa 180 nationaliteiten. Ook het percentage laaggeletterden is in de gemeente hoog, wat vraagt om specifiek gerichte voorlichting over gezondheidsrisico’s.

De provincie Zeeland is daarentegen dunbevolkt, maar heeft te maken met veel zorgverkeer in Zeeuws-Vlaanderen van en naar België. Door een afwijkend bijzonder resistente micro-organismen (BRMO) beleid en een hogere BRMO-prevalentie in de Belgische zorginstellingen is dit een belangrijk aandachtspunt. Zeeland heeft in verhouding ook meer ouderen, waardoor zorginstellingen een hogere patiëntendruk kunnen verwachten en het vinden van personeel mogelijk nóg moeilijker wordt.

De regio Zuid-Holland Zuid is gemiddeld te noemen qua bevolking.

Alle subregio’s hebben internationale havengebieden, iets wat kenmerkend is voor de regio Zuidwest-Nederland. Omdat zeevaarders niet of slechts kort aan wal komen worden er in de havens geen problemen voorzien voor transmissie van BRMO.

De zorgsectoren

Met 3 GGD’en, 11 ziekenhuizen, 9 medisch microbiologische laboratoria, ongeveer 250 verpleeg- en verzorgingshuizen, een nog onbekend aantal thuiszorgorganisaties, 13 huisartsenposten en de vele huisartsen en apothekers en andere instellingen in de publieke- en langdurige gezondheidszorg (bijv. gehandicaptenzorg) heeft de regio Zuidwest-Nederland een zeer uitgebreide zorgsector.

Risicokenmerken geldend voor alle zorgsectoren

Binnen alle zorgsectoren geldt dat het bewust zijn van het belang van goede infectiepreventie essentieel is om verspreiding van BRMO tegen te gaan. Helaas wordt de kennis en toepassing van infectiepreventiemaatregelen onder het personeel in de zorgsector nog altijd als onvoldoende ervaren. Hierbij dient niet alleen gedacht te worden aan het medisch personeel, maar ook aan het personeel in de schoonmaak. Ook is er een groei in het aantal zelfstandigen die binnen de zorgsector werken als verpleegkundige of verzorgende. Zelfstandigen zijn vaak werkzaam op verschillende locaties en er is weinig inzicht in hun kennis- en scholingsniveau op het gebied van infectiepreventie. Dit is een risico voor transmissie en hierdoor ook expliciet een groep die aandacht vraagt.

Risicokenmerken per type zorginstelling

Ziekenhuizen: Door een goede uitvraag van de risico’s voor BRMO-dragerschap, de aanwezigheid van de juiste middelen en voldoende expertise op het gebied van infectiepreventie, detecteren de ziekenhuizen de meeste mensen met een BRMO. Helaas gaat deze informatie soms verloren als de patiënt naar huis gaat of wordt overgedragen naar een andere zorginstelling. Hierbij spelen incomplete overdracht van patiëntinformatie en de nieuwe AVG-wet een rol. Een goede informatie-overdracht wordt dan ook gezien als een belangrijke factor bij het tegengaan van transmissie van BRMO.

Verpleeg- en verzorgingshuis: Indien een patiënt met een BRMO-dragerschap wordt overgedragen aan een verpleeg- of verzorgingshuis is het van belang dat het huis op de hoogte wordt gesteld van dit dragerschap en dat het huis de infectiepreventiemaatregelen correct uitvoert. Doordat de medewerkers van het huis niet altijd voldoende kennis hebben op het gebied van infectiepreventie vinden maatregelen om transmissie te voorkomen niet altijd op de juiste wijze plaats. Ook is het van groot belang dat er een multidisciplinaire infectiepreventiecommissie binnen het verpleeg- of verzorgingshuis aanwezig is met een breed draagvlak. Binnen deze commissie is idealiter een functionaris met gedegen kennis van infectiepreventie beschikbaar uitsluitend voor de uitvoer van infectiepreventietaken zowel preventief als tijdens een uitbraak. Dit is nog in veel huizen niet het geval .

Thuiszorg: Bij zelfstandige thuiszorgmedewerkers komen de kosten van persoonlijke beschermingsmiddelen om de infectiepreventiemaatregelen te kunnen uitvoeren voor rekening van de cliënt. Is de thuiszorgmedewerker werkzaam bij een organisatie dan is wettelijk gezien de werkgever verantwoordelijk voor de aanschaf, en dus ook de bekostiging, van de persoonlijke beschermings-middelen. Bij thuiszorgorganisaties komt het voor dat de cliënt verantwoordelijk wordt gemaakt voor de aanschaf, waardoor het risico ontstaat dat de persoonlijke beschermingsmiddelen niet in huis zijn. Een gevolg hiervan is dat thuiszorgmedewerkers niet de juiste infectiepreventiemaatregelen kunnen treffen  en er een risico ontstaat op transmissie van BRMO via de thuiszorgmedewerker naar andere cliënten.

Overige instellingen in de gezondheidszorg: Naast deze genoemde zorginstellingen zijn er ook vele andere instellingen in de gezondheidszorg. Denk hierbij aan medische kinderdagverblijven, de gehandicaptenzorg, psychiatrische instellingen, etcetera. Onduidelijk is hoeveel BRMO-dragerschap er binnen deze instellingen is en in hoeverre de instellingen op de hoogte zijn van de infectiepreventiemaatregelen om transmissie van BRMO te voorkomen. Bij een melding van BRMO-dragerschap aan de GGD zal hulp en expertise worden geboden door de GGD voor infectiepreventiemaatregelen. Of instellingen op de hoogte zijn dat zij met (hulp)vragen bij de GGD terecht kunnen is niet bekend.

Kennis en hulp kan worden geboden vanuit de GGD, echter de toepassing van infectiepreventie-maatregelen bij BRMO-dragerschap is moeilijk. De opzet van de instellingen vraagt om een individuele aanpak. Per persoon en per situatie dient te worden afgewogen welke infectiepreventiemaatregelen getroffen dienen te worden. Hierbij ontbreekt inzicht in het effect van deze maatregelen, waardoor weinig bekend is of de gekozen aanpak doeltreffend is en transmissie van BRMO beperkt wordt.

Huisartsen(posten): Met ongeveer 80 procent van de totale antibioticavoorschriften zijn de huisartsen(posten) verreweg de grootste verstrekkers. Helaas zien we nog te vaak dat antibiotica wordt voorgeschreven in situaties waarvan de NHG-richtlijnen aangeven dat ze niet nodig zijn. Niet goed voorgeschreven of verkeerd gebruik van antibiotica verhoogt de kans op het ontstaan van een BRMO.

Medisch microbiologisch laboratoria: Vanuit iedere zorgsector worden kweken opgestuurd naar medisch microbiologisch laboratoria. Blijkt een kweek BRMO-positief te zijn dan is het belangrijk dat er juiste adviezen aan de zorgverlener worden gegeven omtrent behandeling, contactonderzoek, maatregelen om transmissie te voorkomen en maatregelen om een eventuele uitbraak te bestrijden. De arts-microbioloog van het laboratorium speelt een essentiële rol bij de interpretatie van de uitslagen en het geven van behandeladviezen. Signalen zijn er echter dat niet ieder laboratorium deze microbiologische diensten aanbiedt.

Conclusie

We kunnen stellen dat er verschillende mogelijkheden zijn om het ontstaan van BRMO en de transmissie ervan te beperken. Het betreft zowel landelijke als regionale aspecten en zowel sectoroverstijgende als subsectorspecifieke aspecten.

Naast dit document wordt ook een regionaal actieplan gemaakt. Daarin staan de maatregelen beschreven om de door de zorgprofessionals genoemde aandachtspunten te verbeteren.

 

 

Postadres

IP & ABR Zorgnetwerk Zuidwest-Nederland
Kamer BA-089
Postbus 2040
3000 CA Rotterdam

Bezoekadres

Dr. Molewaterplein 40
3015 GD Rotterdam